fusilleren
- Geluid: fusilleren (hulp, bestand)
- fu·sil·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘neerschieten (als straf)’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse fusiller (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fusilleren |
fusilleerde |
gefusilleerd |
zwak -d | volledig |
fusilleren
- overgankelijk executeren voor een vuurpeloton
- In de Tweede Wereldoorlog werden er verzetsmensen op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd.
1. executeren voor een vuurpeloton
- Het woord fusilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fusilleren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fusilleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be