fronton
- fron·ton
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘driehoekige gevelbekroning’ voor het eerst aangetroffen in 1770 [1]
- uit ht Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fronton | frontons |
verkleinwoord | frontonnetje | frontonnetjes |
- driehoekige gevelbekleding in de classicistische bouwstijl als bekroning van raam, deur of gevel
- Scamozzi was een puritein. Hij gruwde van de fratsen die maniëristen als Michelangelo uithaalden met de klassieke bouwkunst, zoals gebroken frontons of gedraaide zuilen. Hij beschouwde zijn architectuur als een terugkeer naar de oorspronkelijke bouwkunst van de oude Romeinen. Ongetwijfeld was Scamozzi’s soberheid een derde reden voor zijn populariteit onder architecten van de calvinistische republiek.[4]
- met lijsten omgeven gevelplaat
- Wij zoeken culinaire troost bij de poffertjestent. `Poffertjes, wafelen en ververschingen' staat op het fronton van de authentieke reizende poffertjestent geschilderd. [5]
1. driehoekige gevelbekleding in de classicistische bouwstijl
- Het woord fronton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fronton" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fronton" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fronton op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Bernard Hulsman 10 juli 2010
- ↑ NRC Joep Habets 28 juni 2003
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be