• fri·ba·ker
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fribaker     fribakeren     fribakere     fribakerne  
genitief   fribakers     fribakerens     fribakeres     fribakernes  

fribaker [1], m

  1. (beroep), (historisch) een bakker met het recht om zonder professionele licentie te werken
  1. Det Norske Akademis ordbok (NAOB) fribaker(in het Noors; geraadpleegd 2019-10-03)