• for·kom·men
  • Afgeleid van het Noorse woord kommen met het voorvoegsel for-.
Naar frequentie > 50000
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud forkommen forkomnere forkomnest
o enkelvoud forkomment
meervoud forkomne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
forkomne forkomnere forkomneste

forkommen

  1. afgemat, uitgeput, vermoeid
    «De fant henne sulten og forkommen
    Ze vonden haar hongerig en uitgeput.


  • for·kom·men
  • Afgeleid van het Nynorske woord kommen met het voorvoegsel for-.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud forkommen forkomnare forkomnast
o enkelvoud forkomme
forkomment
meervoud forkomne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
forkomne forkomnare forkomnaste

forkommen

  1. afgemat, uitgeput, vermoeid
  2. depressief, moedeloos