forbear
- Geluid: forbear (VS) (hulp, bestand), forbear (AU) (hulp, bestand)
- IPA: /fɔɹˈbɛɚ/
- ww: erfwoord afkomstig van Middelengels forberen, Angelsaksisch forberan. Protogermaans *fraberaną. Of op te vatten als afleiding van bear ww met het voorvoegsel for-
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to forbear |
he/she/it | forbears |
verleden tijd | forbore |
voltooid deelwoord |
forborne |
onvoltooid deelwoord |
forbearing |
gebiedende wijs | forbear |
forbear
- overgankelijk nalaten [1], vermijden
- onovergankelijk niet doorgaan
- onovergankelijk afzien [1], zich onthouden [2]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
forbear | forbears |
forbear
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "forbear" herkend door:
91 % | van de Amerikanen; |
89 % | van de Britten.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be