fonduen
- fon·du·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fonduen /fɔnˈdyə(n)/ |
fondude /fɔnˈdydə/ |
gefonduud /ɣəfɔnˈdyt/ |
zwak -d | volledig |
fonduen
- inergatief, (voeding) als fondue eten of bereiden
- Op haar verjaardagsfeest hebben we allemaal samen gefonduud.
- Tot 1996 werd dit werkwoord in de officiële spelling vervoegd met als stam fondue-. Sinds 2006 is de vervoeging regelmatig, met als stam fondu-.
- Het woord fonduen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fonduen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be