foezelen
- foe·ze·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
foezelen |
foezelde |
gefoezeld |
zwak -d | volledig |
foezelen [1]
- onovergankelijk frauderen
- stiekem vrijen
- Het woord foezelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foezelen" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be