Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flu·or·wa·ter·stof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fluorwaterstof fluorwaterstoffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fluorwaterstofv / m

  1. (scheikunde) chemische stof bestaande uit één fluor en één waterstof atoom
     Vooral als de brand is veroorzaakt door de al eerder genoemde lithium-ionaccu's, is het risico voor de omgeving volgens de brandweer groter: de rook bevat het "zeer giftige" lithium en fluorwaterstof. "Rook is al giftig en dat wil je dus niet inademen, maar deze stoffen maken de rook nog gevaarlijker."[2]
     Afgelopen weekend brak er brand uit na een stroomstoring in een hoogspanningsstation. De fabriek werd toen stilgelegd. Bij het schoonspoelen van de leidingen ontstond gisteravond een lek waarbij fluorwaterstof vrijkwam. Dat is een gevaarlijk, bijtend zuur.[3]
  2. (scheikunde) groep chemische stoffen bestaande uit fluor- en waterstofatomen
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Brian van der Bol
    “'Jaarlijks tientallen branden in vuilniswagens door batterijen en accu's'” (Vrijdag 4 augustus, 19:07), NOS
  3.   Weblink bron “Shell Pernis nog zeker twee weken dicht” (Dinsdag 1 augustus 2017, 16:26), NOS