flossen
Niet te verwarren met: Flossen |
- flos·sen
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebit met een draadje reinigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
flossen |
floste |
geflost |
zwak -t | volledig |
flossen
- inergatief de ruimte tussen twee tanden reinigen met flosdraad
- Het woord flossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flossen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "flossen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- flos·sen
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
flossen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van floss