Nederlands

 
1. Deel van een flobert.
Uitspraak
Woordafbreking
  • flo·bert
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem, naar de Franse geweermaker L.N. Flobert   die dit wapen in 1845 heeft uitgevonden, in de betekenis "achterlaadgeweer" aangetroffen vanaf 1859 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord flobert floberts
verkleinwoord flobertje flobertjes

Zelfstandig naamwoord

de flobertm

  1. licht achterladend geweer, geschikt voor gebruik binnenshuis en het bestrijden van plaagdieren
    • Hij bonkte op de deur, loste met zijn flobert een schot in de lucht en sommeerde de notaris de freule zo mogelijk ongeschonden uit te leveren. [2]
    • Het projectiel is door den wapensmid Devismes onderzocht. Deze heeft verklaard, dat de kogel afgeschoten was uit een salonpistool of karabijn, zoogenaamd Flobert. [3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

10 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen