Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·ness·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fitnessprogramma fitnessprogramma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het fitnessprogrammao

  1. (sport) aantal samenhangende maatregelen die dienen om de conditie te verhogen
     Dat het vooral fysiek beter gaat, ziet Brasser ook. "Dat heeft ook te maken met het fitnessprogramma dat Botic doet. Dat is nu meer op maat. Daarnaast denk ik ook dat hij steeds meer ervaring opdoet, zeker op die grandslamtoernooien. Dat is toch anders tennissen."[1]
     Makaay meent dat Lewandowski zich mede door zijn levenswijze kan onderscheiden van andere topspitsen. "Hij is door zijn persoonlijke trainingen en strenge fitnessprogramma in principe altijd fit. Dat is een van de dingen waar hij het verschil mee maakt."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tessa Jansen
    “Uit de schaduw van Haase zoekt Van de Zandschulp de weerstand nu juist op” (Vrijdag 3 september 2021, 10:35), NOS
  2.   Weblink bron
    Gijs Uilenbroek
    “Lewandowski heeft 'een tandje bijgeschakeld', maar swingt nog niet op EK” (Zaterdag 19 juni 2021, 07:42), NOS