• fi·na·li·se·ren

finaliseren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
finaliseren
finaliseerde
gefinaliseerd
zwak -d volledig
  1. iets dat bijna klaar is afmaken
     "Naar aanleiding van deze recente beoordeling door de SWOV, krijgt de SWOV de ruimte om de eerder genoemde nieuwe methodiek te finaliseren zodat zij een betrouwbare risico-inventarisatie kan uitbrengen over de veiligheid van een te beoordelen voertuig."[1]
     Eerder deze maand kwamen de vijf leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland met Iran overeen om de gesprekken over een atoomprogramma voor het land tegen 30 juni te finaliseren. Als gevolg van dat akkoord zouden ook de Westerse sancties tegen Iran kunnen versoepeld worden.[2]
     Finaliseren - ,,Als jij er nog even je plasje over doet, kunnen we dat document daarna finaliseren.”[3]
  2. (media) een data-cd geschikt maken voor een gewone cd-speler


  1.   Weblink bron “Ook vernieuwde Stint mag weg nog niet op” (16-07-2020), NOS
  2.   Weblink bron “Congres en Obama bereiken compromis over Iran-deal” (15-04-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Sofie Smulders
    “Dit zijn de 77 kantoortermen die je nooit meer wilt horen” (02-07-2018), Tubantia