feestartikel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- feest·ar·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestartikel | feestartikels feestartikelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het feestartikel o
- product voor eenmalig gebruik op een feest
- ▸ Henz kreeg de confetti in haar oog en kampt nog steeds met klachten. Dat schrijft 1Limburg. Daarom wil ze waarschuwen voor de gevaren van dit feestartikel. "Er zit behoorlijk wat kracht in zo'n shooter. Dat hebben mensen helemaal niet door."[2]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord feestartikel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.