• feest·ar·ti·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord feestartikel feestartikels
feestartikelen
verkleinwoord

het feestartikelo

  1. product voor eenmalig gebruik op een feest
     Henz kreeg de confetti in haar oog en kampt nog steeds met klachten. Dat schrijft 1Limburg. Daarom wil ze waarschuwen voor de gevaren van dit feestartikel. "Er zit behoorlijk wat kracht in zo'n shooter. Dat hebben mensen helemaal niet door."[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Carnavalszangeres met oogletsel waarschuwt voor confettikanon” (Donderdag 9 februari 2017, 13:13), NOS