Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fau·na·be·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord faunabeheer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het faunabeheero

  1. het beheer van de stand van de in het wild levende dieren in een bepaald gebied
     Faunabeheer in Overijssel kreeg van de provincie vorig jaar een ontheffing om gedurende het hele jaar ganzen af te schieten. De dieren veroorzaken veel schade aan de landbouw. Maar de Vogelbescherming voerde aan dat dat alleen 's zomers gebeurt. Daarom stapte de organisatie naar de rechter.[3]
     Daaruit moet blijken of Faunabeheer Flevoland gelijk heeft. Die organisatie zei eerder dat het dier bij Luttelgeest waarschijnlijk uit Duitsland afkomstig was en hier was neergelegd, bij wijze van grap.[4]
  2. (eufemisme) jacht

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. faunabeheer op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Rechter verbiedt afschieten ganzen Overijssel” (Donderdag 15 januari 2015, 12:48), NOS
  4.   Weblink bron “Laatste twijfel over wolf weg” (Zondag 21 juli 2013, 16:38), NOS