Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • far·ma·co·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord farmacoloog farmacologen
verkleinwoord farmacoloogje farmacoloogjes

Zelfstandig naamwoord

de farmacoloogm

  1. (wetenschap), (beroep) beoefenaar farmacologie, de studie naar de effecten van geneesmiddelen of andere stoffen op het lichaam.
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid