• fa·mi·lie·tra·ge·die
enkelvoud meervoud
naamwoord familietragedie familietragediën
familietragedies
verkleinwoord

de familietragediev

  1. een noodlottige gebeurtenis betreffende een familie of gezin
     Die afkeer, geworteld door een familietragedie in de Tweede Wereldoorlog en gecultiveerd door het trauma van München, ondervond Tom Egbers ook: "In 2006 zat ik naast Van Hanegem op de tribune in Neurenberg. Er was nog een paar minuten te spelen en Nederland was bezig ten onder te gaan in de veldslag met Portugal. De 'neutrale' Duitse supporters vermaakten zich opperbest en zongen: "Ohne Holland fahren wir nach Berlin." Naast me schoof Van Hanegem op zijn stoel en gromde: "Het blijven toch Duitsers".[1]
  2. (eufemisme) moord binnen een gezin of familie
     "Dit is een familietragedie", zei een woordvoerder tegen de krant Bild. De man heeft een afscheidsbrief achtergelaten, waaruit kan worden opgemaakt dat de hoge schulden van het gezin mogelijk de aanleiding voor zijn daad vormden. Het is niet duidelijk waarom de man zijn dochtertje van 1 heeft gespaard en zijn andere kinderen niet.[2]


  1.   Weblink bron “Frontsoldaat van gouden generatie” (Donderdag 20 februari 2014, 00:16), NOS
  2.   Weblink bron “Baby gespaard in familiedrama” (Woensdag 22 augustus 2012, 15:54), NOS