Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·si·mi·le
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nauwkeurige nabootsing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord facsimile facsimile's
verkleinwoord facsimileetje facsimileetjes

Zelfstandig naamwoord

facsimile v / m / o

  1. nauwkeurige nabootsing, reproductie
  2. (telecommunicatie) telefax, fax, telefacsimile
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen