exposé
- ex·po·sé
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exposé | exposés |
verkleinwoord | exposeetje | exposeetjes |
het exposé o
- betoog waarin iets helemaal wordt uitgelegd
- iets in alle onderdelen laten zien
- (toneel) wijze waarop rekwisieten, spelers en achtergrond ten opzichte van elkaar zijn geplaatst
- overzicht, presentatie
- [1] uiteenzetting
- [2] vertoon
- [3] mise-en-scène
- Het woord exposé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "exposé" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ exposé op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "exposé" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
exposé
- voltooid deelwoord (participe passé) van exposer
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
exposé | l'exposé | exposés | les exposés |
exposé m