Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·port·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord exportgroep exportgroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de exportgroepv

  1. groep producten die naar het buitenland worden uitgevoerd
     Wie verder inzoomt ziet dat de export van sierteelt - hieronder vallen onder meer bloemen en planten - nagenoeg gelijk is gebleven. Dat bleef afgelopen jaar de grootste exportgroep. Bij andere categorieën is een daling van de exportomvang te zien, bijvoorbeeld bij vlees (3 procent) en zuivel en eieren (4 procent).[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ondanks coronacrisis nieuw landbouwexportrecord: 95 miljard euro” (Vrijdag 22 januari 2021, 00:05), NOS