expiratie
- ex·pi·ra·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afloop, beëindiging’ voor het eerst aangetroffen in 1512 [1]
- Naamwoord van handeling van expireren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | expiratie | expiraties |
verkleinwoord |
de expiratie v
- (medisch) uitademing
- afloop van een termijn
- [2] beëindiging
- Het woord expiratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "expiratie" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "expiratie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ expiratie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be