examentijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: examentijd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- exa·men·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van examen en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | examentijd | examentijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de examentijd m
- (onderwijs) de tijd van het jaar dat vele examens gehouden worden
- Het is weer examentijd en ik heb net m'n examen samengesteld.
Gangbaarheid
- Het woord examentijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.