Nederlands

 
essenbos
Uitspraak
Woordafbreking
  • es·sen·bos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord essenbos essenbossen
verkleinwoord essenbosje essenbosjes

Zelfstandig naamwoord

essenbos

  1. (plantkunde) soort bos
     Het Essenbos vind je op vochtige voedselrijke gronden. Aanvoer van basen en nutriënten via overstroming of het grondwater gaan verzuring tegen. De kruidlaag bestaat uit een combinatie van stikstofminnende soorten (Grote Brandnetel, Hondsdraf, Kleefkruid en Kruipende boterbloem) en vochtminnende soorten (Moerasspirea, Speenkruid, Kruipend zenegroen).[1]
     Haagbeuken- en essenbos wordt gedomineerd door diverse boomsoorten zoals haagbeuk, gewone es, esdoorn en gladde iep. Het betreft rijke bossen op klei- of leemgrond en/of op bodems waar aanrijking plaatsvindt met basen door periodiek hoge grondwaterstanden buiten de invloed van beek of rivier. Vegetatiekundig behoren de bossen tot het Haagbeukenverbond, Iepenrijke Eiken-Essenverbond en Verbond van Els en Es. De bijbehorende struwelen maken ook onderdeel uit van dit type. Het bostype is vaak rijk in structuur en kent een opvallende voorjaarsflora. Haagbeuken- en essenbos komt op verschillende bodemtypen voor met een basisch en vochtig tot vrij nat karakter.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Natuurtype: Essen-Elzenbos” (Jim Jansen 18-10-21, 16:30)
  2.   Weblink bron “N14.03 Haagbeuken- en essenbos” (Jim Jansen 18-10-21, 16:30)