Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·vaar·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ervaarbaar ervaarbaarder ervaarbaarst
verbogen ervaarbare ervaarbaardere ervaarbaarste
partitief ervaarbaars ervaarbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

ervaarbaar

  1. te beleven, door eigen ondervinding mee te maken
    • Dat is, vindt Blokdijk, het voordeel van theater boven boeken; dat je op toneel kan laten zien wat een boek alleen beschrijft. „Ja, dat is wat toneel vermag, dat je het ervaarbaar maakt.” [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Herien Wensink NRC 28 augustus 2014