erudiet
- eru·diet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitgebreide kennis en smaak bezittend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- via het frans van het Latijn rudis met het voorvoegsel ex- met het achtervoegsel -iet [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | erudiet | erudieter | erudietst |
verbogen | erudiete | erudietere | erudietste |
partitief | erudiets | erudieters | - |
erudiet
- een uitgebreide kennis hebbend
- veel kennis, een brede interesse, beschaving en smaak hebbend
- Die professor is een zeer erudiete man. / Die professor is een erudiet mens.
- Het woord erudiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erudiet" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "erudiet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ erudiet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be