• er·op wil·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
erop willen
wou erop
wilde erop
erop gewild
zwak -d

onregelmatig

volledig

erop willen

  1. ergatief (seksualiteit) seks willen hebben
     Vanavond hebben we de grote haan geslacht. (…) Hij begon te vechten met het kriel haantje en de veel kleinere kippen te maltraiteren. Hij wilde erop, treden heet dat voor een vogel.[2]
  • Deze verbinding moet niet worden verward met zinnen waarin "willen" een hulpwerkwoord is en "erop" geen loos voornaamwoordelijk bijwoord bij "willen" is.
• Wij willen erop wijzen dat dit niet juist is. 
• Het duurt even voordat de foto kan worden genomen omdat alle tantes erop willen staan. 
  • Deze verwarring kan vooral ontstaan als het werkwoord waar "erop" bijhoort, in het spraakgebruik wordt weggelaten:
• Het duurt even voordat de foto kan worden genomen omdat alle tantes erop willen. 
• De jongens staan in de rij voor de trampoline omdat ze erop willen. 
  1.   Weblink bron “Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)” op taaladvies.net
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Bep Hage
    “Het dagboek van Bep Hage : Zaterdag 6 maart” (6 maart 1999) op johanherbschleb.planetaclix.pt