erop willen
- Geluid: erop willen (hulp, bestand)
- IPA: / ɛrˈɔp ˈwɪlə(n) / (4 lettergrepen)
- er·op wil·len
- verbinding van erop en willen, waarin "erop" een loos voornaamwoordelijk bijwoord is [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
erop willen |
wou erop wilde erop |
erop gewild |
zwak -d
onregelmatig |
volledig |
erop willen
- ergatief (seksualiteit) seks willen hebben
- ▸ Vanavond hebben we de grote haan geslacht. (…) Hij begon te vechten met het kriel haantje en de veel kleinere kippen te maltraiteren. Hij wilde erop, treden heet dat voor een vogel.[2]
- Deze verbinding moet niet worden verward met zinnen waarin "willen" een hulpwerkwoord is en "erop" geen loos voornaamwoordelijk bijwoord bij "willen" is.
- • Wij willen erop wijzen dat dit niet juist is.
- • Het duurt even voordat de foto kan worden genomen omdat alle tantes erop willen staan.
- Deze verwarring kan vooral ontstaan als het werkwoord waar "erop" bijhoort, in het spraakgebruik wordt weggelaten:
- • Het duurt even voordat de foto kan worden genomen omdat alle tantes erop willen.
- • De jongens staan in de rij voor de trampoline omdat ze erop willen.
- Het woord erop willen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)” op taaladvies.net
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Bep Hage“Het dagboek van Bep Hage : Zaterdag 6 maart” (6 maart 1999) op johanherbschleb.planetaclix.pt