Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • erf·ren·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erfrente erfrenten
erfrentes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de erfrentev / m

  1. een vaste rente die men moet blijven betalen ook als de oorspronkelijke ontvanger is overleden
    • Omstreeks 1350 bestond te Kortrijk een ‘Onse Vrauwe gulde vanden clerken’. Een schepenakte van 4 februari 1354 betreft de aankoop door Willem van den Leene, Daniëls zone, van een erfrente van 1 scel, parisis 's jaars van ‘Jhan Bostrout de vleeschauwer’. De rente is bezet op een huis gelegen in de Potterstrate. Willem van den Leene treedt in die akte op als ‘berecker van onser vrauwen gulde vanden clerken in de stede van Curtrike’. (Stadsarchief Kortrijk). [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen