erepost
- ere·post
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erepost | ereposten |
verkleinwoord | erepostje | erepostjes |
- een eervolle maar onbezoldigde functie
- Twintig jaar geleden vroegen ze mij om voor de Floraliën te komen werken, iets dat ik met plezier deed. Ik ben hier nu secretaris-generaal. Let op, dit is een erepost, ik heb wel een vergoeding, maar geen honorarium. [2]
- Namens de Nederlandse krijgsmacht is een groep van veertien vaandeldragers, twee ereposten en een 28-koppig orkest in Utrecht aanwezig bij de gelegenheid. [3]
- Het woord 'erepost' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erepost" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 22 APRIL 2008 'Het publiek is baas van de Floraliën'
- ↑ De Telegraaf 15 jun. 2015 Eerste herdenkingsmunt Slag bij Waterloo
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be