honorair
- ho·no·rair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ere-’ voor het eerst aangetroffen in 1775 [1]
- afgeleid van het Franse honoraire (met het achtervoegsel -air) [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | honorair |
verbogen | honoraire |
partitief | honorairs |
honorair [4]
- voor de eer (en veelal onbezoldigd)
- Het woord honorair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "honorair" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "honorair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ honorair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be