equiperen
- equi·pe·ren
equiperen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
equiperen |
equipeerde |
geëquipeerd |
zwak -d | volledig |
- voorzien van de nodige middelen om een taak te kunnen vervullen
- „Dat dergelijke taken volgens uw aanbod kennelijk allemaal Rijksbelang zijn en dus ook het beste door het Rijk vervuld kunnen worden, is opmerkelijk. Doorgaans betoont het kabinet zich een overtuigd voorstander van decentralisatie. Maar wanneer het aankomt op het daadwerkelijk equiperen van de gefuseerde provincie nieuwe stijl, is er sprake van defensief gedrag en schroom”, zo staat in de brief. [3]
- Veranderbaarheid van leiderschap is essentieel en misschien wel belangrijker dan ooit, juist gegeven de snelheid van veranderingen in organisaties en de toenemende complexiteit. Gewenst leiderschap verandert dan regelmatig of bijna permanent, en leidinggevenden moeten wellicht ook voortdurend leidinggeven aan verandering. Dit pleit er dus des te meer voor om leidinggevenden goed te equiperen, zodat zij de dubbelrol goed kunnen vervullen. [4]
- Cruciaal bij de organisatie van goede verpleeghuiszorg zijn gemotiveerde medewerkers. Hen equiperen het werk goed te doen is je hoofdtaak als manager. Dit vraagt vooral vertrouwen in hun professionaliteit. [5]
- Het woord equiperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "equiperen" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ equiperen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 03 feb. 2014 Noordvleugelprovincie wil meer macht
- ↑ Reformatorisch Dagblad 10-06-2005 Verandering vergt ander leiderschap
- ↑ NRC Hieke de ZeeuwHans Prenger 11 november 2014 Met dat geld voor toezicht heb je ‘handen aan het bed’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be