epaulet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epau·let
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schouderbelegsel’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epaulet | epauletten |
verkleinwoord | epauletje | epauletjes |
Zelfstandig naamwoord
- een versiering met kwastjes die op de beide schouders van een jas of overhemd wordt gedragen
- Zijn jas gaat bij binnenkomst in restaurant De Lobby in Amsterdam meteen uit en aan de kapstok. Het is een camelkleurig, knielang exemplaar. Zo op het oog van wol. Eens zien wat hierover in de stijlbijbel staat. Een parka is het zeker niet, een trenchcoat ook niet, geen Mackintosh die, in tegenstelling tot de trenchcoat maar één rij knopen heeft, geen epauletten en ook geen ceintuur. Het is geen waxjas, geen Montycoat en al helemaal geen houtje-touwtjejas. Ja, als het makkelijk was, had hij geen boek van vierhonderd pagina’s hoeven schrijven. Ik kom uit op wat de Engelsen een Crombie noemen. In Nederland noemen we dat een mantel, of gewoon een (over)jas.[4]
Synoniemen
Vertalingen
1. een versiering met kwastjes die op de beide schouders van een jas of overhemd wordt gedragen
Gangbaarheid
- Het woord epaulet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "epaulet" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "epaulet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ epaulet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rinskje Koelewijn 24 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be