Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ener·gie·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord energiegroep energiegroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de energiegroepv / m

  1. groep bedrijven, organisaties of personen die zich gezamenlijk bezighouden met zaken die de energievoorziening betreffen
     Jeroen van Hoof, voorzitter van de Europese Energiegroep van PwC, zegt dat de groei van de lokale energieopwekking in Europa nu nog voornamelijk drijft op subsidies, maar de kosten zullen op langere termijn verder dalen. "Met efficiencyslagen en prestatieverbeteringen kunnen energiebedrijven hoogstens nog tijd kopen."[1]
     De Nederlandse energiebedrijven zijn door de tegenvallende resultaten van het afgelopen jaar een mooie prooi geworden. "De Europese energiesector staat zwaar onder druk", zegt Jeroen van Hoof, voorzitter van de Europese Energiegroep van PwC. En die druk zal naar verwachting nog even aanhouden. Oorzaken zijn de economische omstandigheden, de overvloed aan groene stroom uit Duitsland, de ontwikkelingen rondom schaliegas in de VS en de recente bouw van nieuwe centrales in Noord-West Europa.[2]
     Tijdens een persconferentie verklaarde hij dat naast energiegroep Tepco de overheid een grote verantwoordelijkheid heeft voor deze ramp.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Energiereuzen bang voor toekomst” (21 oktober 2013), NOS
  2.   Weblink bron “Gazprom groeit hard in Nederland” (2 februari 2014), NOS
  3.   Weblink bron “Premier Japan ziet af van salaris” (10 mei 2011), NOS