emitteren
- emit·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
emitteren |
emitteerde |
geëmitteerd |
zwak -d | volledig |
emitteren [1]
- overgankelijk in omloop brengen, uitgeven, uitzenden
- overgankelijk uitstoten, afgeven, uitzenden, uitstralen
- Het woord emitteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emitteren" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be