• eman·ci·pa·to·risch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen emancipatorisch emancipatorischer
verbogen emancipatorische emancipatorischere
partitief emancipatorisch emancipatorischers -

emancipatorisch [1]

  1. betrekking hebbend op emancipatie / emancipatie bevorderend
    • Op een ander punt blijft het SGP-bestuur juist liever consequent. De mannenbroeders ontraden het voorstel van kiesvereniging Wierden om achter het woord mankracht „m/v” neer te zetten. „Wij willen niet meegaan in het emancipatorisch streven om overal m/v achter te plaatsen.”[2] 
    • Bersee heeft gelijk als ze zegt dat het emancipatorisch streven in Nederland niet alleen tot stilstand is gekomen - het opleidingsniveau van ouders voorspelt dikwijls het opleidingsniveau van kinderen - maar ook verdacht is gemaakt.[3]  


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Christiaan Pelgrim 5 januari 2017
  3. Volkskrant Arnon Grunberg 13 augustus 2016