elueren
- elu·e·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
elueren |
elueerde |
geëlueerd |
zwak -d | volledig |
elueren
- overgankelijk (scheikunde) door doorspoelen met een oplosmiddel een oplosbare stof verwijderen of scheiden
- Het nieuwe product werd met methanol uit de kolom geëlueerd en daarna geconcentreerd.
- Het woord elueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.