elstar
  • el·star
  • eponiem, gevormd uit de plaatsnaam Elst en de eerste letters van de voornaam van de 20e-eeuwse Nederlandse plantenveredelaar  Arie   Schaap [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord elstar elstars
verkleinwoord

de elstarm

  1. (fruit) appelras met zoetzure appels
     Opvallend is dat je in de supermarkt wordt doodgegooid met de vele soorten appels: Elstar, Jonagold, Kanzi en Gala. Maar qua peren is er weinig keuze: in negen op de tien gevallen kopen klanten de Conference.[3]
     Nederland was altijd een belangrijk appelexportland met de Elstar en Jonagold. Sinds een jaar of tien geleden is daar verandering in gekomen door de opkomst van een nieuwe grote concurrent, Polen.[4]
  1. elstar op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Hans Schiere
    Korte geschiedenis van de Elstar in: Pomospost (overgenomen uit "De fruitteelt", jrg. 99 nr. 4 (voorjaar 2010; origineel 23 januari 2009), p. 21 kol. 1
  3.   Weblink bron
    Jeroen Schutijser
    “'Een sappige peer die niet in je mouw lekt'” (12-09-2015), NOS
  4.   Weblink bron
    Merel Stikkelorum
    “Fruitteler verkiest peer boven appel” (12-06-2017), NOS