eisbaar
- eis·baar
- Naamwoord van handeling van eisen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eisbaar | eisbaarder | eisbaarst |
verbogen | eisbare | eisbaardere | eisbaarste |
partitief | eisbaars | eisbaarders | - |
eisbaar
- van iets dat je het kunt afdwingen
- Volgens artikel 10 van de Loonbeschermingswet is voor het loon van rechtswege interest verschuldigd met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt. Ook artikel 100 van de Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt enigszins overbodig dat wanneer het loon geheel of gedeeltelijk uit een vaste wedde bestaat, het rechtens interesten opbrengt vanaf de normale betaaldag. [1]
- Het woord 'eisbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eisbaar" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De Standaard 17/03/2010 door Jobat.be Vanaf wanneer moet er interest betaald worden op jouw loon?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be