Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ein·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen eindeloos eindelozer eindeloost
verbogen eindeloze eindelozere eindelooste
partitief eindeloos eindelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

eindeloos

  1. waaraan geen einde komt of althans schijnt te komen
    • Die eindeloze oorlog is een bron van veel ellende. 
     Wat een dag en wat een eindeloos groot, leeg land. Ik was de hele dag geen weg of mens tegengekomen.[1]
     Alleen Lena had me eindeloos wakker kunnen houden. We hadden nu vaste verkering.[2]
  2. heel fijn
    • Het was een eindeloze vakantie mooi weer, geen wind, lekker zonnetje en toch niet te warm. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be