eigennaamsvorm
- ei·gen·naams·vorm
- samenstelling van eigennaam en vorm met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigennaamsvorm | eigennaamsvormen |
verkleinwoord | eigennaamsvormpje | eigennaamsvormpjes |
de eigennaamsvorm m
- (grammatica) een naamvalsvorm van een eigennaam.
- In bepaalde talen komt de eigennaamsvorm met de naamvalsvormen genitief, datief, accusatief, vocatief, locatief en instrumentalis.
- Het woord 'eigennaamsvorm' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.