eiders
- (IPA in voorbereiding)
- ei·ders
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eiders | |
verkleinwoord |
de eiders mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord eider
- meervoudsvorm als officiële benaming (eendvogels) een onderfamilie Merginae van voornamelijk in of nabij de zee levende eenden uit de familie Anatidae , de familie der eenden, ganzen en zwanen. Soms wordt de onderfamilie gezien als een tribus van de Anatinae , de Mergini. Tot de Merginae behoren de eiders, zee-eenden, zaagbekken en verwanten. In Nederland komen 8 soorten voor, voornamelijk op of aan zee
- [2] eendvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] eidereenden
- [2] Amerikaanse grote zee-eend, Amerikaanse zee-eend, Aziatische grote zee-eend, Braziliaanse zaagbek, brilduiker, brilzee-eend, buffelkopeend, Chinese zaagbek, grote zaagbek, grote zee-eend, ijseend, IJslandse brilduiker, middelste zaagbek, Nieuw-Zeelandse zaagbek, nonnetje, zwarte zee-eend
- Het woord eiders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.