Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • efa
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

efa

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) inhoudsmaat voor droge waar, omstreeks veertig liter; een efa is gelijk aan een bat voor natte waar en een tiende chomer volgens Ez. 45:10-11, en tien omer volgens Ex. 16:36 (40×: Ex. 16:36, Lev. 5:11 +, Num. 5:15 +, Deut. 25:14 +, Recht. 6:19, 1 Sam. 1:24 +, Jes. 5:10, Ez. 45:10 +, Am. 8:5, Mi. 6:10, Zach. 5:6 +, Spr. 20:10, Rt. 2:17)
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen