echtscheidingszaak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • echt·schei·dings·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord echtscheidingszaak echtscheidingszaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de echtscheidingszaakv / m

  1. rechtszaak over het ontbinden van een huwelijk
     De twee waren in een echtscheidingszaak verwikkeld. Volgens de rechtbank heeft de vrouw vier mannen uit Ghana aangezet tot de moord. Ze zei dat haar man haar dochter had verkracht en dat er veel geld in huis lag, maar dat was niet zo.[1]
     De zwaarste straf was voor een advocaat die zijn praktijk had beëindigd, maar verzuimde de dossiers over te dragen aan een andere advocaat. In een ander geval liet een advocaat termijnen in een echtscheidingszaak verlopen, terwijl hij zijn cliënt in de waan liet dat de scheiding rond was.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “15 jaar voor huurmoord echtgenoot” (vrijdag 28 januari 2011), NOS
  2.   Weblink bron “Driehonderd klachten over advocaten gegrond” (maandag 26 april 2010), NOS