enkelvoud meervoud
dusk dusks
vervoeging
onbepaalde wijs to  dusk 
he/she/it  dusks 
verleden tijd  dusked 
voltooid
deelwoord
 dusked 
onvoltooid
deelwoord
 dusking 
gebiedende wijs  dusk 

dusk

  1. (meteorologie) avondschemer, schemerdonker, schemerduister, avondschemering

dusk

  1. onovergankelijk, (meteorologie) donker worden, schemeren
  2. overgankelijk donker maken, verduisteren [1]
stellend vergrotend overtreffend
dusk dusker duskest

dusk

  1. met een kleur als van de avondschemering; neigend naar donker/zwart
  1. dusk, Online Etymology Dictionary. OED twijfelt echter aan de verklaring dat het ook een erfwoord uit het Oudengels en Proto-Germaans is.