duikhandschoen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- duik·hand·schoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van duik en handschoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duikhandschoen | duikhandschoenen |
verkleinwoord | duikhandschoentje | duikhandschoentjes |
Zelfstandig naamwoord
- (kleding) een handschoen die een duiker draagt als onderdeel van zijn duikuitrusting tijdens het duiken.
- Aan iedere hand draagt een duiker een duikhandschoen.
Gangbaarheid
- Het woord 'duikhandschoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.