druisen
- drui·sen
- In de betekenis van ‘aanhoudend geluid voortbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- uit 1562 [2]
druisen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
druisen |
druiste |
gedruist |
zwak -t | volledig |
- (verouderd) continu een hoop lawaai maken
- (verouderd) een boos geluid maken
- (verouderd) een pruttelend geluid maken
- Het woord druisen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "druisen" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "druisen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ druisen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be