• drug·smok·ke·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord drugsmokkelaar drugsmokkelaars
verkleinwoord

de drugsmokkelaarm

  1. crimineel die illegale verdovende middelen over een landsgrens transporteert of laat transporteren
     Op de luchthaven Brussels Airport is zaterdagvoormiddag een drugsmokkelaar opgepakt.[2]
  1.   Weblink bron “Tussenklanken in samenstellingen van zelfstandige naamwoorden (algemeen)”, onder 4.1 op taaladvies.net
  2.   Weblink bron “Drugsmokkelaar opgepakt op Brussels Airport” (13 december 2015) op nieuwsblad.be