droogpruim
- Geluid: droogpruim (hulp, bestand)
- droog·pruim
- samenstelling van droog bn en pruim zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droogpruim | droogpruimen |
verkleinwoord |
- (pejoratief) een saai persoon
- ‘Jonckheere? Veel te saai! Een droogpruim!...’, meende stationsbeambte J.K. Verhoeve uit Amersfoort. [1]
- Het woord droogpruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "droogpruim" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ (1961-1962)– [tijdschrift] Hollands Maandblad TeleVizier N. Scheepmaker
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be