• dro·ge

droge

  1. verbogen vorm van de stellende trap van droog
vervoeging van
drogen

droge

  1. aanvoegende wijs van drogen
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Afgeleid van het Oudsaksische *drōgi

droge

  1. droog


  • Afgeleid van het Oudnederlandse *drōgi

droge

  1. droog


  • IPA: /drɔɡʲɛ/

droge

  1. nominatief onzijdig enkelvoud van drogi
  2. accusatief onzijdig enkelvoud van drogi
  3. nominatief meervoud van drogi
  4. accusatief meervoud van drogi