Nederlands

 
drankgebruik
Uitspraak
Woordafbreking
  • drank·ge·bruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drankgebruik
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het drankgebruiko

  1. (drinken) het (overmatig veel) drinken van alcoholische dranken
     Warren: In die periode leek Billy's drankgebruik een beetje te ontsporen.[2]
     Bij de partijen bestaat ondertussen onvrede over het proces en dat is terug te zien in een spin over de informateur zelf. Twee voorlichters van D66 en Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma fluisteren journalisten in dat Remkes tijdens formatiegesprekken 'warrig' zou zijn geweest door drankgebruik. Dat komt D66 op felle kritiek te staan. CU-leider Segers noemt de spin "ontzettend lelijk".[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Taylor Jenkins Reid
    “Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
  3.   Weblink bron
    Maartje Geels en Ron Fresen
    “Nederland krijgt nieuw kabinet, maar vier keer ging het bijna mis” (DI 14 DECEMBER), NOS