doorwoelen
- Geluid: doorwóélen (hulp, bestand)
- IPA: / doorˈwulə(n) / (4 lettergrepen)
- Geluid: dóórwoelen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdoorwulə(n) / (4 lettergrepen)
- door·woe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorwoelen |
doorwoelde |
doorwoeld |
zwak -d | volledig |
doorwóélen
- overgankelijk overal wroeten in
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorwoelen |
woelde door |
doorgewoeld |
zwak -d | volledig |
dóórwoelen
- inergatief verdergaan met wroeten
- overgankelijk helemaal erdoorheen wroeten, stuk wroeten
- ▸ Woensdag zijn de laatste kistjes doorgewoeld op zoek naar die paar rotte uien die er nog tussen zaten.[2]
- Het woord 'doorwoelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “De laatste uitjes” (15 oktober 2020) op degrooteheide.herenboeren.nl