doorwinteren
- Geluid: doorwinteren (hulp, bestand)
- Geluid: doorwinteren (hulp, bestand)
- door·win·te·ren
- samenstelling van door bw en winteren ww
doorwinteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorwinteren |
doorwinterde |
doorwinterd |
zwak -d | volledig |
- aan de winter blootstellen
- ervaren
- De doorwinterde inspecteur liet zich niet voor de mal houden.
doorwinteren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorwinteren |
winterde door |
doorgewinterd |
zwak -d | volledig |
- de winter doorkomen; overwinteren
- De bijen hebben de winter doorwinterd
- Het woord doorwinteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.